Lot 60

Lot 60
25 Cent 1817 U met gladde rand en klein munt- en muntmeesterteken (Sch. 284b / KM 48) - Proof/UNC / RRR / uiterst zeldzaam. Vz. Gekroonde W tussen 18 – 17. Kz. gekroond wapen van Nederland tussen 25 – C, links en rechts onder het wapen staan respectievelijk het muntteken mercuriusstaf en het muntmeesterteken ‘gebakerd kindje’. Na de afkeuring van de eerste proeven uit april 1817 met te groot munt- en meesterteken en een kabelrand werd een tweede proef gemaakt met kleinere munt- en muntmeestertekens en ‘in de ring’ geslagen, waardoor een strakke gladde rand ontstond. Deze tweede proef van 11 oktober 1817 werd in eerste instantie goed ontvangen en een week later werden 6 exemplaren aan minister Six gestuurd ter beoordeling. Voorliggend exemplaar is één van deze uiterst zeldzame proeven met gladde rand. Exceptioneel stuk! De munt is geauthenticeerd door NGC en beoordeeld als PF61 (proof en ongecirculeerd). \n\nBij koninklijk besluit werd op 26 november 1816 vastgesteld dat voortaan het munt- en muntmeesterteken op de Nederlandse munten diende te worden aangebracht. Minister Six stelde voor om als muntteken ‘een staf van Mercurius met de slangen’ te gebruiken. Muntmeester Y.D.C. Suermondt wilde graag een borstbeeld of poppetje zoals dat als helmteken boven zijn familiewapen staat als muntmeesterteken. In het koninklijk besluit staat dit muntmeesterteken omschreven als een borstbeeld, in de wandelgangen van de Utrechtse munt werd het al gauw ‘het kraamkindje van Suermondt’ genoemd. Bij Nederlandse verzamelaars staat dit muntmeesterteken vooral bekend als het ‘gebakerd kindje’.\n\nDe eerste munten die volgens deze richtlijn werden geproduceerd waren de ‘Nieuwjaarsdukaten’ die in december 1816 met het jaartal 1817 werden geslagen. Terwijl de Fransman Auguste Michaut zich bezighield met de ‘portretmunten’, de vier hoogste denominaties, kreeg David van der Kellen sr. de opdracht om de stempels voor de overige vijf muntsoorten te ontwikkelen (1/2, 1, 5, 10 en 25 Cent). In april 1817 waren de eerste dienststempels van het Kwartje gereed en konden de eerste proeven worden genomen. Geheel volgens instructies was het Kwartje voorzien van een vooraf aangebrachte fijne kabelrand en werden de munten geslagen op de losse stempel. Het resultaat bleek echter niet geheel aan de verwachtingen te voldoen. De rand van de munt ter hoogte van het muntmeesterteken toonde bij de proefmunten een duidelijke afplatting. Het metaal van het plaatje had bij het persen de holte in het stempel (de gravure van het muntmeesterteken) opgevuld in plaats van egaal zijdelings uit te dijen. Op 11 oktober 1817 werd een nieuwe serie proeven gemaakt met een aanmerkelijk kleiner muntmeesterteken en een gladde rand (om de munten stapelbaar te maken). Eind oktober 1817 ontstonden echter onoverkomelijke problemen tav. het muntmeesterteken dat teveel gelijkenis vertoonde met een ‘kindje in de luren’ (kindje in de luiers) en om spotternijen over Suermondts borstbeeld te voorkomen wenste minister Six een nieuw muntmeesterteken. In 1818 werd hierop het muntmeesterteken ‘brandende fakkel’ geïntroduceerd. Ter voorkoming van alle misbruiken werden vervolgens alle proefmunten teruggeroepen en vernietigd. Slechts enkele exemplaren van deze proefmunten zijn bewaard gebleven. Het Geldmuseum heeft van beide proeven van de 25 Cent van 1817 (Sch. 284a en 284b) 2 exemplaren in zijn collectie. (Zie ook: ‘De Muntslag ten tijde van Koning Willem I’).
Starting price: € 25000.00
Login
Apr 29 2017 10:00:00 AM
May 22 2017 10:00:00 AM
-
1 bidders
3 tracking
1675 page views

This website uses cookies

We use cookies to personalise content and ads, to provide social media features and to analyse our traffic. We also share information about your use of our site with our social media, advertising and analytics partners who may combine it with other information that you’ve provided to them or that they’ve collected from your use of their services.