Lot 744

Lot 744
Pitje 1744 geslagen te Batavia (Scho. - / N.-VdCh. - / Millies -) - 0.85 gram – VZ VOC-monogram / AO 1744 / KZ blank – ZF / RRRR / uiterst zeldzaam - Deze munten werden geslagen te Batavia en vervaardigd uit lood en tin in ongeveer gelijke hoeveelheden. Ingevolge resolutie van 14 februari gangbaar verklaart in Batavia en op Java. Onvermeld in enig standaard naslagwerk met betrekking tot de muntslag van de VOC. Slechts 3 andere exemplaren bekend en derhalve uitertmate zeldzaam. Beknopte historische info: Op 3 december 1743 werd te Batavia van gedachte gewisseld over de invoering van pitjes op Java en Madura. Aanvankelijk ging men uit van het slaan van rood-koperen pitjes, maar uit de resolutie van de Hooge Regering van 16 Januari 1744 blijkt, dat de “pitjens” toch van lood en tin (“van ieder ten naaste by evenveel”) waren aangemaakt, omdat men “het koper zoo dun en klein hier niet bewerken konde zonder een oneyndig arbeidsloon en tyd daaraan tespenderen”. Netcher - van der Chijs (1863) besteden ruim aandacht aan het voornemen van 3 december 1743 (p.62-64) maar concluderen: “Het is ons echter niet gebleken, dat deze zaak voortgang heeft gehad: wij betwijfelen dat zelfs, want uit de resolutie van 22 December 1750 blijkt, dat twee jaren te voren de Indische Regering aan de Heeren XVII had verzocht halve duiten te laten munten, waaraan gevolg was gegeven.” Niets is echter minder waar, namelijk ingevolge de resolutie van 16 januari 1744 werden ze op 14 Februari 1744 gangbaar verklaard. “Gangbaar verklaring. Zoo hier [Batavia] als op Java, van doorboorde pitjes, vervaardigd van lood en tin en voorzien van de eene zijde met het merk der O. I. Compagnie en aan de andere zijde met het jaartal 1744”. De pitjes ter waarde van een ¼ duit of 1/16 stuiver werden in opdracht van de VOC in het ambachtskwartier te Batavia vervaardigd. De vervaardiging van de ‘loode pitjes’ werd bij veiling verpacht aan de shahbandars. De shahbandar (Perzisch, letterlijk ‘havenmeester’), was in de havenplaatsen een belangrijke, zo niet dé belangrijkste functie en op Java onder meer belast met het innen van de tolgelden van alle inkomende en uitgaande goederen. Ref.:Dutch-Indonesian placard-book, 1602-1811, vol. 5, p.111-112 & p.132; Netcher – v.d. Chijs (Batavia, 1863); ZENO 250817. Pitje 1744, Batavia (Scho.- / N.-VdCh. - / Millies - / De Beeldenaar No. 5, sept/oct. 2020 p. 225-228) - 0.85 gram - Obv.: VOC-monogram / AO 1744 / Rev.: Blank – VF / RRRR / extremely rare - These coins were struck in Batavia, made of lead and tin in approximately equal quantity. They were put into circulation on 14 February 1744, to the value of ¼ doit or 1/16 stiver and declared current in Batavia and on Java. Not listed in any of the standard references on the coinage of VOC. Only 3 more specimen known and therefore extremely rare. Brief historical note: A proposal for the introduction of pitjes on Java and Madura was discussed on 3 December 1743 in Batavia. The initial proposal was to strike red-copper pitjes, but from the resolution of High Government of 16 January 1744 we learn, that the pitjes were made of lead and tin, in equal portions, as the production in copper proved to be too expensive and time consuming. Netcher - van der Chijs (1863), extensively discussed the proposal of 3 December (p.62-64) but concluded: “It doesn’t appear to us that the matter got continued: we even doubt it, because from the resolution of 22 December 1750 it appears that two years prior to it, the Indian Government had requested the Gentlemen XVII for the supply of half doits, which was followed up.” The archival truth, however, turned out to be different, as by the resolution of 16 January 1744 they were put into circulation on 14 February 1744 and “Declared current, here in Batavia as well as on Java, of pierced pitjes, made of lead and tin, with on one side the mark of the East India Company and on the other side the date 1744.” The pitjes, with a value of ¼ doit or 1/16 of a stiver, were made in the trade/craft centre of Batavia. The production was farmed out by auction to the Shahbandars. The Shahbandar (Persian, lit. “harbourmaster”) was in charge of the traders and the collection of taxes. Ref.: Dutch-Indonesian placard-book, 1602-1811, vol. 5, p.111-112 & p.132); Netcher v.d. Chijs (Batavia, 1863); ZENO 250817
Starting price: € 400.00
Login
Oct 14 2020 06:00:00 PM
Nov 15 2020 06:00:00 PM
-
1 bidders
0 tracking
1124 page views

This website uses cookies

We use cookies to personalise content and ads, to provide social media features and to analyse our traffic. We also share information about your use of our site with our social media, advertising and analytics partners who may combine it with other information that you’ve provided to them or that they’ve collected from your use of their services.