De ontbrekende proeven voor een nieuwe ronde stuiver in 1910

In 1986 verscheen in het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde een artikel door Frank Sevenhuizen waarin hij uitvoerig inging op de totstandkoming van een nieuw type stuiver tussen 1909 en 1912. Dit proces leidde tot de invoering van de bekende vierkante stuiver. Recent zijn er twee tot op heden onbekende proefmunten boven water gekomen.

Aanloop

Enkele jaren vóór deze serie proefnemingen had het al veel inspanning gekost om tot een voor alle partijen acceptabel 5-centstuk te komen als opvolger van het onhandig kleine zilveren stuivertje van 1847. Tussen 1904 en 1907 werd toen de ronde ‘nikkelen’ stuiver ontwikkeld. Centraal hierbij stond de opdracht dat het nieuwe muntstuk moeiteloos te onderscheiden moest zijn van zowel de overige Nederlandse munten als van het buitenlandse kleingeld dat in de grensstreken omliep. Met het dikke koper-nikkelen muntje van 18 mm werd verwacht dat dit doel bereikt was. Een aantal Kamerleden, dat zich tegen de invoering van deze koper-nikkelen stuiver had verzet, bleef er ook tegen ageren nadat de munt eenmaal in omloop was gebracht. In 1908 werd hen door een aantal Kamers van Koophandel het argument aangereikt dat de stuiver wel werd aangezien voor een kwartje, speciaal als hij ’s avonds of in een donkere omgeving werd uitgegeven. Zonder dit verder te onderzoeken berichtte de minister van Financiën eind 1909 aan muntmeester Hoitsema dat hij overwoog om de stuiver een ander uiterlijk te geven, met het verzoek hiertoe proeven te nemen en een voorstel te doen. De minister maakt de muntmeester tevens attent op de Franse proefmunten uit 1909 van het ‘type Rude’. Deze vallen op door hun brede vlakke rand, waarin een inwaartse tekst is aangebracht met relatief kleine letters. Het schotelvormig verdiepte centrum heeft een glooiende rand met in het midden een opwaartse afbeelding van Marianne, en op de keerzijde het waardecijfer.

Missende ontwerpen

Bij ’s Rijks Munt wordt aanvankelijk gewerkt aan een aantal ontwerpen waarbij de stuiver zijn ronde vorm kan behouden en die zich vooral door een brede zwaar geornamenteerde rand van de andere denominaties moet onderscheiden. Daarbij wordt eerst nog getracht om vast te houden aan de bepalingen van de Muntwet, maar later worden ook beeldenaars ontworpen die een wijziging hiervan noodzakelijk zullen maken.

Stempelsnijder Wienecke maakt hierbij voor het eerst gebruik van een oranjetakje op de voorzijde en elders van een schelpmotief, twee vormen die ook op het definitieve ontwerp zullen worden geplaatst. Toch wordt zo in eerste instantie niet tot een bevredigend resultaat gekomen en wordt verder geëxperimenteerd met een vierkante vorm voor de munt, wat in 1912 tot een definitief resultaat leidt.

Van vrijwel alle ontwerpen voor nieuwe ronde stuivers die in de correspondentie worden genoemd, zijn de tekeningen en eventuele proefstempels bekend. Dit geldt echter niet voor twee proeven die in 1910 summier worden vermeld. Volgens Sevenhuizen schrijft Hoitsema dan aan de minister dat er ook nog een tweetal ‘meer naar de Fransche stukken overhellende voorbeelden op nikkelen munt zelve is gegraveerd’, waaraan een voetnoot toevoegt: ‘Vooralsnog is het helaas niet gelukt deze stukken te achterhalen’. Thans, zo’n 113 jaar na hun vervaardiging en 37 jaar na het verschijnen van het artikel door Sevenhuizen, zijn alsnog twee stukken opgedoken die aan alle eisen voldoen om als de twee verloren gewaande proefmunten te worden beschouwd.

Beschrijving

Geheel naar de aard van de Franse ontwerpen van Rude tonen zij beiderzijds een brede vlakke rand met een verdiept centrum. Hierin staat op de voorzijde een opwaarts oranjetakje en op de keerzijde het waardecijfer 5. Deze centrale afbeeldingen van de proefmunten zijn met stempels geslagen. Hiervoor moeten speciale muntplaatjes van koper-nikkel zijn gemaakt. Hun diameter is met ruim 21 millimeter duidelijk groter dan die van de bestaande ronde koper-nikkelen stuiver (18 mm). Op de brede rand van deze stukken is handmatig een tekst en een versiering gegraveerd. Deze gravure is zwart ingekleurd, op dezelfde wijze als bij ’s Rijks Munt inscripties op zilveren prijspenningen een zwarte kleur werd gegeven. De brede rand, het verdiepte centrum en de relatief kleine letters doen sterk denken aan het Franse voorbeeld.

Op de eerste proef (21,10 à 21,11 mm, 5,93gram, muntslag) toont de brede rand van de voorzijde de gegraveerde tekst KONINGRIJK - NEDERLAND, beginnend na een vijfbladig roosje onderin. Op de keerzijde staat onder het cijfer 5 het woord CENTS en zijn links en rechts gebogen wegwijzer-vormige ornamenten aangebracht, met stippen in de punt en onder de staart. De twee ornamenten wijzen naar een diabolo-vormige figuur bovenin. De schreefloze letters van deze proef zijn 2 millimeter hoog.

De voorzijde van de tweede proef (21,06 à 21,09 millimeter, 5,97 gram, muntslag) heeft als omschrift KONINGRIJK DER NEDERLANDEN na een kleine vijfpuntige ster onderin. Dit langere omschrift wordt mogelijk gemaakt door kleinere letters te gebruiken met een hoogte van 1,5 millimeter. Op de keerzijde is op de rand rondom het verdiepte centrum een vierkant gegraveerd met afgeronde hoeken – eigenlijk zijn het lijnen met omgebogen uiteinden die op de hoeken in elkaar grijpen. Bij die hoeken is aan de buitenzijde een kleine punt, aan de binnenzijde een klein streepje aangebracht. De lijnen dragen aan de buitenkant in het midden een schelpmotief zoals dat, hier nog primitief vormgegeven, ook op de uiteindelijke vierkante stuiver zou voorkomen. Duidelijk zichtbaar is dat vóór het graveren enkele dunne hulplijnen zijn getrokken om de middellijnen van het vierkant en de punt van de schelpornamenten aan te geven.

Hoewel de ontwikkeling van een nieuw rond type stuiver na deze laatste proeven gestaakt is, laten ze goed zien welke ideeën al door Wieneckes hoofd spelen vóór hij aan een vierkante muntvorm begint te werken. Op zijn eerste tekening voor een vierkante stuiver (bij een serie ontwerptekeningen had de bovenste normaliter de voorkeur van de ontwerper en de muntmeester!) worden het schelpmotief en de oranjetak opnieuw op één munt gecombineerd. Ook lijken zij niet tevreden te zijn geweest met het kale opschrift NEDERLAND op de bestaande ronde stuiver. Via KONINGRIJK NEDERLAND wordt dit op het uiteindelijke ontwerp gewoon KONINGRIJK DER NEDERLANDEN, net als op het andere kleingeld.

Het is jammer dat Frank Sevenhuizen deze ontdekking niet heeft mogen meemaken. Hij overleed al vóór zijn artikel werd gepubliceerd.

Dit is een artikel uit de Beeldenaar, geschreven door onze medewerker Marcel van der Beek. Deze twee verloren gewaande proeven werden geveild op maandag 22 mei 2023 tijdens de Coins, Currency and Medals veiling van 22 t/m 27 mei 2023 (kavel 212 en 213). 

Naar de veiling

Deze website gebruikt cookies

We gebruiken cookies om inhoud en advertenties te personaliseren, om functies voor sociale media te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld door uw gebruik van hun services.